-
1 die
1 [om iemand/iets aan te wijzen] that; 〈 meervoud〉 those; 〈 zonder zelfstandig naamwoord〉 that one; 〈 meervoud〉 those (ones)2 [als terugwijzing] that; 〈 meervoud〉 those; 〈 zonder zelfstandig naamwoord〉 that one; 〈 meervoud〉 those (ones)♦voorbeelden:1 heb je die nieuwe film van Godard al gezien? • have you seen this new film by Godard?die grote of die kleine? • the big one or the small one?die stem van hem • that voice of hisniet deze maar die (daar) • not this one, that onedat meisje met die groene jurk • that girl in the green dressdie en die • so and so, such and suchop die en die dag • on such and such a daydie griet is gek • she's a nutcasedie tijd is voorbij • those times are overken je die? • do you know him/her?wie? die met die lange haren • who? the one with the long hairdie van mij/jou/hem/haar/ons/jullie/hen • mine/yours/his/hers/ours/yours/theirsze draagt altijd van die korte rokjes • she always wears (those) short skirtsken je die van die Belg die … • do you know the one about the Belgian who …?dat zijn van die rare mensen • they're such odd peoplemet alle gevolgen van dien • with all that that entailsdie is goed • that's a good onehet is een rare vent, die Jan • he's a strange guy, Jan iso, die! • oh, him/her!waar is je auto? die staat in de garage • where's your car? it's in the garagewas Jan er ook? nee, die moest werken • was Jan there? no, he had to workdie zit! • bullseye!, touché!〈 informeel〉 die Jan toch • that Jan!1 the♦voorbeelden:hij heeft zijn werk gedaan met die nauwkeurigheid die je van hem mag verwachten • he has worked with the accuracy one has come to expect from him1 [antecedent nog niet geheel bekend] that ⇒ 〈 persoon ook〉 who, 〈 als voorwerp ook〉 whom, 〈 zaak ook〉 which, 〈 zonder onderwerp vaak ook onvertaald〉♦voorbeelden:de kleren die u besteld heeft • the clothes (that/which) you orderedde man die daar loopt, is mijn vader • the man (that's/who's) walking over there is my fatherde mensen die ik spreek, zijn heel vriendelijk • the people (who/that) I talk to are very nicedezelfde die ik heb • the same one (as) I've goter is hier iemand die u wil spreken • there's somebody here (who/that) wants to see youniemand die het weet • nobody knows2 zijn vrouw, die arts is, rijdt in een grote Volvo • his wife, who's a doctor, drives a big Volvo -
2 een
een1〈de〉1 one♦voorbeelden:————————een21 one♦voorbeelden:zich een (ge)voelen met de natuur • be at one with natureeen maken • uniteeen worden • become oneeen met • one with————————een31 one♦voorbeelden:er een laten vliegen • farter een pakken/nemen/drinken • have a drinkgeef me er nog een • give me another (one)/one moreje bent me er (ook) een! • you are a nice one!als er een is die het kan, dan is hij het • if anyone can do it, he can————————een4I 〈hoofdtelwoord; met klemtoon〉1 one♦voorbeelden:de/het een of ander • someone/something or otherik zal een en ander nog opzoeken • I'll check these things(noch) het een noch het ander • neither one thing nor the othervan de een naar de ander kijken • look from one to the othervan het een komt het ander • one thing leads to anotherde een zegt dit, de andere dat • some (people) say one thing, some anotherop (de) een (of andere) dag • some/one dayeen dezer dagen • one of these dayseen keer is voldoende • once is enoughelke stem is er een • every vote countselke cent is er een • a penny saved is a penny earnedelke cent is er een voor hem • he has to count his pennieseen en dezelfde • one and the sameniet een, geen een • not one, no onede weg is een en al modder • the road is nothing but mudzij is een en al oor/oog/glimlach • she is all ears/eyes/smileszij was een en al gastvrijheid • she was hospitality itselfhij was een en al zenuwen • he was a bundle of nerveshet is bij enen • it's almost one (o'clock)de op een na laatste, op een na de laatste • the last but onede op een na beste, op een na de beste • the second bestallen op een na • all except onehonderd tegen een • a hundred to oneeen van tweeën • one of two thingseen van beide(n) • one of themeen voor allen, allen voor een • all for one and one for alleen voor een • one by one, one at a time(je moet kiezen) het een of het ander • you can't have it both waysals één man • as one manop de een of andere wijze • one way or anothereen of ander meisje • some girl or otherII 〈rangtelwoord; met klemtoon〉♦voorbeelden:III 〈lidwoord; zonder klemtoon〉1 [onbepaald] a; 〈 voor klinker〉 an2 [categoriaal] a3 [ongeveer] a, some4 [in uitroepen] a, some♦voorbeelden:neem een Tedje van Es • take someone like a Tedje van Eseen duizend gulden • some thousand guilders4 een mensen dat er waren! • what a lot of people there were!wat een mooie bloemen! • what beautiful flowers!wat een mensen! • what a crowd!wat een idee! • what an idea! -
3 connaisseur
n. connoisseur, expert, one with good taste -
4 estheet
n. aesthete, gourmet, connoisseur, one with refined taste or keen appreciation of beauty -
5 estheticus
n. <I>(old spell.><B>aestheticus</B>)</I> aesthete, connoisseur, one with refined taste or keen appreciation of beauty -
6 fijnproefster
n. connoisseur, expert, one with good taste -
7 hoogvlieger
n. genius, one with great mental ability (Colloquial) -
8 een met
een met -
9 geroepene
-
10 natuur
♦voorbeelden:wandelen in de vrije natuur • (take a) walk (out) in the country(side)zich één voelen met de natuur • feel at one with natureterug naar de natuur • back to naturetwee tegengestelde naturen • two opposite natures/charactersdat is zijn tweede natuur • that's become second nature (to him)somber zijn van nature • be gloomy by nature -
11 wie? die met die lange haren
wie? die met die lange harenwho? the one with the long hairVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > wie? die met die lange haren
-
12 zich een (ge)voelen met de natuur
zich een (ge)voelen met de natuurVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zich een (ge)voelen met de natuur
-
13 zich één voelen met de natuur
zich één voelen met de natuurVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zich één voelen met de natuur
-
14 hand
1 [lichaamsdeel] hand♦voorbeelden:in andere handen komen • change handsblote handen • bare handsdie zaak is in goede/slechte handen • that matter is in good/bad handsin goede/verkeerde handen vallen • 〈 figuurlijk〉 fall into the right/wrong handsiemand de helpende hand bieden • lend someone a (helping) handniet met lege handen komen • not come empty-handed〈 figuurlijk〉 uit de losse hand • roughly, in an improvised wayiets met vaste hand doen • do something with a sure touch〈 figuurlijk〉 met vaste/krachtige hand regeren • rule with a firm/iron handhij is in veilige handen • he is in safe handsiemand (de) handen vol werk geven • give someone no end of work/troublede handen vol hebben aan iemand/iets • have one's hands full with someone/somethinghij heeft de handen meer dan vol • he has enough/too much on his platedat kost handen vol geld • that costs lots of moneyiets aan vreemde handen toevertrouwen • entrust something to strangershij heeft de handen niet vrij • he does not have a free hand〈 figuurlijk〉 de vrije hand hebben/krijgen • have/acquire a free handergens zijn handen niet aan vuil willen maken • refuse to soil one's hands with something〈 figuurlijk〉 ik draai er mijn hand niet voor om • 〈 ik heb er geen moeite mee〉 I think nothing of it; 〈 het kan me niet schelen〉 I don't care a rap (for it)iemand de hand drukken/geven/schudden • give someone one's hand, shake hands with someonedan kunnen we elkaar de hand geven • we're in the same boat〈 figuurlijk〉 iemand de hand boven het hoofd houden • 〈 aan zijn kant staan〉 stand by someone; 〈 iemand beschermen die iets misdaan heeft〉 protect someone〈 figuurlijk〉 de handen op elkaar krijgen • earn/get applause〈 figuurlijk〉 de hand op iets/iemand leggen • lay hands on someone/somethingiemands hand lezen • read someone's palmde hand lichten met het reglement • disregard the regulationselkaar de hand reiken • hold out a hand to each other 〈 ook figuurlijk〉; 〈 figuurlijk〉 reach out to each otherhanden schudden • shake handshij steekt geen/nooit een hand uit • he never does a stroke of workde hand over het hart strijken • 〈 figuurlijk〉 be lenient/soft-heartedhij kan zijn handen niet thuishouden • he can't keep his hands to himselfdaar wordt vaak de hand mee gelicht • that is often skimped/not taken seriously(mijn) hand erop! • you have/here's my hand on it!handen omhoog! (of ik schiet) • hands up!/ 〈 informeel〉stick 'em up! (or I'll shoot)handen thuis! • hands off!〈 figuurlijk〉 iets aan de hand hebben • 〈 met iets bezig zijn〉 have something going/on; 〈 bij iets betrokken zijn〉 be involved in somethingaan de hand van deze berekeningen • on the basis of these calculationsiemand een middel aan de hand doen tegen huiduitslag • put someone on to a good remedy for a rashniks aan de hand! • there's nothing the matteraan de hand van deze ervaringen concludeer ik … • in view of these experiences I conclude …iets achter de hand hebben • 〈 figuurlijk〉 have something to fall back on; 〈 heimelijk〉 have something up one's sleevewat geld achter de hand houden • keep some money for a rainy dayik heb mijn gummetje altijd vlak bij de hand • I always have my rubber near at handin de handen klappen • clap one's handsiemand iets in handen spelen • put something someone's wayiemand iets in de hand duwen/stoppen • slip/thrust something into someone's hands; 〈 figuurlijk〉 palm/fob someone off with somethingeen bewijs in handen hebben • have evidencehet onderzoek is in handen van N. • the investigation is being conducted by N.de markt in handen hebben • control/have control of the marketde politie heeft de zaak nu in handen • the police have the case in handde macht in handen hebben • have powerde toestand in de hand hebben • have the situation in handin handen vallen van de politie/de vijand • fall into the hands of the police/enemy〈 figuurlijk〉 iets met beide handen aangrijpen • jump at something; 〈 aanbod, gelegenheid ook〉 seize (upon) somethingmet de hand gemaakt/geschreven • hand-made/handwritten〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand zetten • force/mould/bend someone to one's will, manage someone, twist someone round one's (little) fingeriets om handen hebben • have something to do〈 figuurlijk〉 iemand onder handen nemen • take someone in hand/to taskiemand op (de) handen dragen • 〈 figuurlijk〉 worship/idolize someonehand over hand toenemen • increase hand over fist, gain ground rapidlyiemand iets ter hand stellen • hand something (over) to someoneiets ter hand nemen • take something up, take something in hand, undertake somethinger komt niets uit zijn handen • he doesn't get anything doneuit de hand lopen • get out of handiemand het werk uit (de) handen nemen • take work off someone's handsiets van de hand doen • sell/part with/dispose of somethingvan hand tot hand gaan • be passed from hand to handgoed/duur van de hand gaan • sell well/at high prices 〈 van koopwaren〉dat is de meest voor de hand liggende conclusie • that is the most obvious conclusiongeen hand voor iemand/iets uitsteken • not lift a finger for someone/somethinghij heeft er geen hand naar uitgestoken • 〈 niets aan gedaan〉 he hasn't done a stroke of work on it; 〈 niets van gegeten〉 he hasn't touched itgeen hand voor ogen kunnen zien • 〈 figuurlijk〉 not be able to see one's hand in front of one('s face)ik heb maar twee handen! • I have only (got) one pair of hands!een verhaal van de hand van • a story (written) by3 de zieke is aan de beterende hand • the patient is on the mend/getting betteraan mijn rechter/linker hand • on my right/left (hand/side)aan de winnende hand zijn • be winning〈 figuurlijk〉 iemand op zijn hand hebben/krijgen • have/get someone on one's side¶ wat is er daar aan de hand? • what's going on there?〈 figuurlijk〉 alsof er niets aan de hand was • as if nothing had happened/was wronger is iets aan de hand • there's something the matter/upiets/iemand in de hand werken • encourage something/someone; 〈 iets ook〉 make for something; 〈 iemand ook〉 play into someone's hands〈 van personen〉 zwaar op de hand zijn • be heavy/ponderousop handen zijn • be (near) at hand/imminent/forthcomingvan de hand in de tand leven • live from hand to moutheen verzoek/voorstel van de hand wijzen • refuse a request 〈 verzoek〉; turn down a proposal 〈 voorstel〉 -
15 hart
1 [spier, hartstreek; innerlijk gemoed] heart2 [gezindheid, vriendschap] heart4 [als voedsel; iets met hartvorm] heart♦voorbeelden:in de grond van mijn hart • in my heart of heartsuit de grond van zijn hart • from the bottom of one's hearthij is een jager in hart en nieren • he is a hunter in heart and soulde stem van zijn hart volgen • follow (the voice of) one's heartmet hart en ziel • with all one's heart, with heart and soulzich met hart en ziel wijden aan iets • put one's heart and soul into something, devote one's heart and soul to somethingmet een gerust hart • with an easy mindhet komt uit een goed hart • it's meant wellhet heilig hart • the Sacred Hearteen zwak hart hebben • have a weak heartiemands hart breken • break someone's heart〈 figuurlijk〉 ik hield mijn hart vast • my heart missed a beat, my heart was in my mouth〈 figuurlijk〉 je houdt je hart vast bij de gedachte dat • it's just too awful to think what might happen ifmet kloppend hart • with pounding heart〈 figuurlijk〉 het hart klopte hem in de keel • his heart was in his throat/mouthje kunt je hart ophalen • you can enjoy it to your heart's contenthaar hart stond even stil/sloeg over • her heart missed a beatzijn hart uitstorten • pour out/unburden/open one's heart (to someone)zijn hart aan iemand verloren hebben • have lost one's heart to someonezijn hart aan iets verpanden • lose one's heart to somethinghet aan het hart hebben • have a heart conditioniemand na aan het hart liggen • be very dear to someone hearthet gaat mij toch aan het hart • it really touches medat gaat hem aan het hart • it (really) hurts/grieves him(diep) in zijn hart hield hij nog steeds van haar • in his heart (of hearts) he still loved herdat is een man naar mijn hart • he's a man after my heartiets op zijn hart hebben • have something on one's mindiemand iets op het hart drukken • impress something on someone('s mind)zeg maar wat je op het hart hebt • get it off your chesthet hart op de tong hebben/dragen • wear one's heart on one's sleevemet de hand over het hart strijken • show mercyvan zijn hart geen moordkuil maken • make no disguise of one's feelingsdat moet mij toch van het hart • I just have to get this off my chest〈 spreekwoord〉 waar het hart van vol is, loopt de mond van over • what the heart thinks, the tongue speaksiemand geen kwaad hart toedragen • bear someone no ill williets een warm hart toedragen • be well disposed towards somethinghart voor een zaak hebben • have one's heart in a matterde harten van de mensen veroveren • capture people's hearts3 heb het hart eens! • don't you dare!, just you try it!iemand een hart onder de riem steken • hearten someone, buck someone uphet hart zonk hem in de schoenen • he lost heart, his heart sank into his bootsde schrik sloeg hem om het hart • his heart missed a beat/was in his mouth5 in het hart(je) van de stad wonen • live in the heart/centre of the cityiets van ganser harte doen • do something wholeheartedlyhet ging niet van ganser harte • it was only halfheartedlyiets niet over zijn hart kunnen verkrijgen • not find it in one's heart to do somethingiets ter harte nemen • take something to heartdat gaat mij zeer ter harte • I have that very much at heartvan harte gefeliciteerd • my warmest congratulationshij deed het, maar het ging niet van harte • he did it, but his heart wasn't in it -
16 oog
1 [gezichtsorgaan, ook figuurlijk] eye4 [opening] eye5 [met betrekking tot kledingstukken] eye(let)7 [plantkunde] eye♦voorbeelden:een blauw oog • a black eyegoede ogen hebben • have good eyes/eyesighteen lui oog • a lazy/wandering eyezijn ogen bederven • ruin one's eyesgeen oog dichtdoen • not sleep a winkzijn ogen geloven/vertrouwen • believe/trust one's eyeshij had alleen oog voor haar • he only had eyes for herheb jij geen ogen? • haven't you got eyes in your head?ogen hebben van voren en van achteren • have eyes in the back of one's head〈 figuurlijk〉 dat heeft mij de ogen geopend • that opened my eyes/was an eye-opener for mezij maakte haar ogen op • she made up her eyesde ogen sluiten voor iets • close one's eyes to somethingzijn ogen uitkijken (aan iets) • stare one's eyes out (on something)iemand de ogen uitsteken • make someone jealous/green with envyzich de ogen uitwrijven • rub one's eyesaan één oog blind • blind in one eyeiemand iets onder vier ogen zeggen • say something to someone in privateik kan niet meer uit mijn ogen zien (van vermoeidheid) • I can't keep my eyes open (any more)〈 figuurlijk〉 kun je niet uit je ogen kijken? • can't you look where you're going?voor iemands ogen • in front of someone's (very) eyeszijn ogen de kost geven • take it all inzijn ogen zijn groter dan zijn maag • his eyes are bigger than his stomachzijn ogen in zijn zak hebben • not use one's eyes〈 spreekwoord〉 oog om oog, tand om tand • an eye for an eye, a tooth for a toothmet een scheef oog kijken naar • look askance atzij kon haar ogen niet van hem afhouden • she couldn't take/keep her eyes off himzijn ogen laten gaan over • run one's eye overmet de ogen verslinden • devour with one's eyeseen gevaar onder ogen zien • recognise a dangeronder het waakzame oog van • under the watchful eye of(zo) op het oog • on the face of itiets/iemand op het oog hebben • 〈 figuurlijk, denken aan〉 have something/someone in mind, have one's eye on something/someone〈 figuurlijk〉 iets voor ogen houden • keep/bear something in mindzijn oog viel op haar • his eye fell on her3 aan het oog onttrokken • hidden/concealed from view/sightzo ver het oog reikt • as far as the eye can seein het oog lopen/springen • catch the eyein het oog lopend • conspicuous, noticeablein het oog krijgen • catch sight ofuit mijn ogen! • get out of my sight!uit het oog raken • disappear from sightiets uit het oog verliezen • lose sight of something〈 spreekwoord〉 uit het oog, uit het hart • out of sight, out of mindin hun ogen betekent hij niet veel • he doesn't amount to much in their eyesoog in oog staan met • come face to face within mijn ogen • in my opinion/view -
17 tijd
1 [als ononderbroken eenheid; tijdsduur] time2 [tijdstip; juiste/geschikte moment] time5 [taalkunde] tense♦voorbeelden:in de helft van de tijd • in half the timein een jaar tijd • (with)in a yearna bepaalde tijd • after some/a time, eventuallygeruime tijd • a considerable time, a good whilede hele tijd • all the time, the whole timeeen hele tijd geleden • quite a while agohet is hoog tijd om te vertrekken • it's high time we leften dat is hoog tijd ook! • and about time too!het is de hoogste tijd! • 〈 in kroeg〉 time, (gentlemen,) please!een tijd lang • for a while/timeik heb haar lange tijd niet gezien • I haven't seen her for/in ages/quite a whileeen lange/korte tijd duren • last a long/short timevoor onbepaalde tijd • indefinitely, for an indefinite periodsedert onheuglijke tijden • since time immemorial〈 sport〉 een scherpe tijd neerzetten • record/run a fast timevrije tijd • spare/free time, time off, leisure (time)waar blijft de tijd? • where's the time gone (to)?het zal mijn tijd wel duren • I won't be around to see ithet duurde een tijdje voor ze eraan gewend was • it was/took a while before/until she got used to itik ben niet aan tijd gebonden • I'm not pressed for timeik geef je vijf seconden de tijd • I'm giving you five secondsje moet jezelf de tijd geven • take your timeiemand de tijd geven/gunnen • give someone timezich de tijd niet gunnen (om) • not take the time (to)heb je even tijd? • have you got a moment/a sec?die tijd heb ik gehad • I'm past that now, I've been through thatgeen/genoeg tijd hebben om … • have no/enough time to …tijd genoeg hebben • have plenty of/enough timede tijd hebben • have timewe hebben hem een tijd niet gezien • we haven't seen him for a/some while/some timewe hebben de tijd aan onszelf • our time is our ownweinig tijd hebben • not have got much time, be pressed for timeje hebt nog 14 dagen de tijd • you've got 14 days lefttijd kosten • take timeals je geen tijd hebt, maak je maar tijd • if you haven't got time, make timede tijd nemen voor iets • take one's time about/over somethingtijd opnemen • record the timeer is geen tijd te verliezen • there's no time to lose/to be lostde tijd verstrijkt • time passesdat was me nog eens een tijd! • what a time that was!, those were the days!mijn tijd zit erop • ±I've done my stintin de baas zijn tijd • during/on the boss's timeuw tijd is om • your time is upbinnen afzienbare tijd • within the foreseeable futurebinnen niet al te lange tijd • (with)in the not too distant future, before (too) longbinnen de kortst mogelijke tijd • in (next to) no timehet heeft in tijden niet zo geregend • it hasn't rained like this for agesmet de tijd breidde de hongersnood zich uit • as time went on the famine spreaddit zal met de tijd wel beter gaan • it'll probably get better in timemet zijn tijd geen raad weten • have time on one's handsna korte tijd lukte het ons om … • we soon managed to …sinds enige tijd • for some time (past)een tijd van 11 seconden • a time of 11 secondshet is maar voor korte tijd • it's only for a short whilevoor de tijd van • for a period ofvorig jaar om dezelfde tijd • (at) the same time last yearde plaatselijke tijd • local timede tijd is rijp om … • the time is ripe to …heeft u de tijd ? • have you got the time?'t is allang tijd geweest • it's long past/ 〈 informeel〉way past/way over timeals de tijd daar is • when the time/day comesde tijd verdrijven/korten/doden • kill timeeindelijk! het werd tijd • at last! it was about time (too)!het wordt tijd dat … • it is (high) time that …〈 pregnant〉 het wordt mijn tijd • I must be off, it's time for me to gobij tijd en wijle • now and again/thenmorgen/gisteren om deze tijd • (about/ Aaround) this time tomorrow/yesterdaytijd om te eten/te slapen • time to eat/to go to bedop vaste tijden • at set/fixed timesnet op tijd • just in timeop tijd • in time 〈om iets te doen/voorkomen〉; on time 〈 volgens een bepaald tijdschema, afspraak e.d.〉de bussen lopen precies op tijd • the buses run to/on time/scheduleruim op tijd • with plenty of time to spareop tijd naar bed gaan • not go to bed latezij is over tijd • she's late with her period, her period's late/overduerond die tijd • around then/that timesinds korte tijd • recently, latelyte allen tijde • at all timeste zijner tijd • in due course, when appropriatetegen die tijd • by that time, by thenten tijde van hun huwelijk • at the time of their marriageten tijde van Hendrik VIII • in the days/time/age of Henry VIIIvan tijd tot tijd • from time to timevan die tijd af • from that time (on/onward(s), (ever), since (that time)een tijd van komen en een tijd van gaan • ±nothing lasts foreverwarm voor de tijd van het jaar • warm for the/this time of yearsterven voor zijn tijd • die before one's time/prematurelyje moet de eerste tijd nog rustig aandoen • to begin with/at first you must take it easyin minder dan geen tijd • in (less than) no timeeen tijdje • a whileveel tijd in beslag nemen • take up a lot of timetijd te kort komen • run out/run short of time3 betere tijden gekend hebben • have known better times/seen better dayseen dure tijd • a time/period when the cost of living is highgoede/slechte tijden • good/bad timesde laatste tijd • lately, recentlyhij heeft een moeilijke tijd gehad • he's been through/had a hard timede goede oude tijd • the good old daysdat is allemaal verleden tijd • that's all in the past/water under the bridgezijn (beste) tijd gehad hebben • be past one's best/prime, have seen better daysdie tijd is geweest/‘voorbij’ • those days are gone/past/overer is een tijd geweest dat … • there was a time when …niet met zijn tijd meegaan • be behind the timesde tijden zijn veranderd • times have changedbij tijden • at times/intervals(goed) bij de tijd zijn • be right up to date, be on the ballin tijden van oorlog • in times of warin deze/onze tijd • in these times, nowadaysin deze tijd van het jaar • at this time of (the) yearin vroeger tijd • in earlier times/the pastmet zijn tijd meegaan • keep up with/move with the timesuit de tijd raken • go/get/become out of date; become outdateddie muziek is uit de tijd • that music is out of date/old-fashioneddat was voor mijn tijd • that was before my time/daydat was voor die tijd heel ongebruikelijk • in/for those days it was most unusualvóór die tijd was het een klooster • it used to be/previously it was a monasteryvóór de tijd van de auto • before the era of the car5 de tegenwoordige/verleden tijd • the present/past tense〈 figuurlijk〉 dat is voltooid verleden tijd • that's over and done with, that's ancient history -
18 hoofd
1 [lichaamsdeel] head3 [persoon] head6 [(van personen) leider, meerdere] head ⇒ chief, leader, 〈 school〉 principal (teacher), 〈 school〉 headmaster 〈 mannelijk〉, headmistress 〈 vrouwelijk〉♦voorbeelden:een hoofd groter/kleiner zijn (dan) • be a head taller/shorter (than)met een kaal/rood hoofd • bald-headed/red-faced〈 figuurlijk〉 iets het hoofd bieden • stand/face up to something 〈 moeilijkheden〉; meet, defy 〈 concurrentie, aanvallen〉het hoofd buigen • 〈 figuurlijk〉 bow one's head, give in/submit (to)het hoofd in de nek gooien • 〈 letterlijk〉 fling/throw/toss back one's head; 〈 figuurlijk〉 bristle/bridle up〈 figuurlijk〉 het hoofd laten hangen • hang one's head, be downcasthet hoofd schudden bij/over • shake one's head at/overwat hangt ons nu weer boven het hoofd? • 〈 figuurlijk〉 what's hanging over our heads now?, what's in store for us now?〈 figuurlijk〉 hij groeit mij boven het hoofd • he's leaving me behind/standingheb je geen ogen in je hoofd! • can't you look where you're going?licht/zwaar in het hoofd zijn • be light-headed, have a heavy head〈 figuurlijk〉 met zijn hoofd in de wolken lopen • have one's head in the clouds; 〈 gelukkig zijn〉 walk on airiemand een verwijt naar het hoofd slingeren • hurl a reproach at someone('s head)het succes is hem naar het hoofd gestegen • success has gone to his head〈 figuurlijk〉 hij kreeg van alles naar zijn hoofd • 〈 figuurlijk〉 he had all kinds of abuse thrown at himeen beloning op iemands hoofd zetten • put a price on someone's headmen kon er wel over de hoofden lopen • it was choc-a-bloc with peopleiemand voor het hoofd stoten • offend someoneeen hoofd hebben als een boei • have a face as red as a beetroot2 uit het blote hoofd spreken • speak ad lib/off the cuff〈 figuurlijk〉 het hoofd verliezen/niet verliezen • lose/keep one's headhij heeft veel aan zijn hoofd • he has a lot of things on his mindje bent niet goed bij je hoofd! • you're out of your (tiny) minddat is mij door het hoofd gegaan/geschoten • it slipped my mindzich iets in het hoofd zetten • get something in(to) one's headhoe haalt hij het in zijn hoofd? • where does he get such an idea?zij kreeg het in haar hoofd om • she took it into her head tozoiets komt niet in mijn hoofd op • it would never enter my head/mind to do such a thingfeiten in zijn hoofd stampen • cramde drank stijgt hem naar het hoofd • the drink is going to his headiets uit het hoofd kennen • learn something by heart/roteik zal die gekheid wel uit mijn hoofd laten • I know better than to do something crazy like thatiemand iets uit zijn hoofd praten • talk someone out of somethingdat zou ik maar uit mijn hoofd zetten • I'd forget it if I were youuit het hoofd spelen/zingen • play/sing from memoryhet hoofd koel houden • keep one's head, stay level-headedper hoofd • per head/capitaper hoofd van de bevolking • per head of (the) population〈 spreekwoord〉 zoveel hoofden, zoveel zinnen • so many men, so many opinions〈 figuurlijk〉 hij stelde zich aan het hoofd van de beweging • he assumed the leadership of the movementaan het hoofd staan van • be at the head of; 〈 leger〉 be in command of; 〈 bedrijf, departement〉 be in charge of7 hoofdbureau • head/main officehoofdingang • main entranceuit hoofde van zijn functie van/als • in his capacity as -
19 leven
leven1〈 het〉3 [levensduur] life, lifetime5 [morele handel en wandel] life7 [verschijnselen/werkzaamheden in een kring] life♦voorbeelden:het leven begint bij 40 • life begins at 40zijn leven geven voor zijn land • lay down one's life for one's countryvoor hun leven wordt gevreesd • there are fears for their liveszijn leven hangt aan een zijden draad(je) • his life hangs by a threadde aanslag heeft aan twee mensen het leven gekost • the attack cost the lives of two peoplezo is het leven • that's lifedat kostte hem het leven • that killed him/cost him his lifehet leven laten/erbij inschieten • lose one's lifezijn leven loopt op een eind • his end is drawing nearhet leven schenken aan • give birth toiemand het leven schenken • spare someone's lifezijn leven duur verkopen • sell one's life dearly, fight to the bitter endzijn leven wagen • risk one's lifebij leven en welzijn • if all is welliets in leven houden • keep something alivenog in leven zijn • be still alivein leven blijven • stay/keep aliveiemand naar het leven staan • be after someone's bloodom het leven komen • lose one's life, be killediemand om het leven brengen • kill someoneop gewelddadige wijze om het leven komen • meet (with) a violent deathhet leven van alle dag • everyday liferennen alsof je leven ervan afhangt • run for one's lifezijn leven niet (meer) zeker zijn • be not safe here (anymore)als je leven je lief is • if you value your lifeeen organisatie in het leven roepen • set up an organizationtekenen/schilderen naar het leven • draw/paint from life/natureuit het leven gegrepen • true to life, taken/drawn from (real) lifezijn hele verdere leven • for the rest of his lifezijn leven slijten • spend one's daysdat heb ik nog nooit van mijn leven gezien • I have never seen that in my lifevan zijn leven niet • never (in all my life)heb je van je leven! • well, I never!hij is voor zijn leven invalide • he will be an invalid for the rest of his lifevoor het leven benoemd • appointed for lifeeen lidmaatschap voor het leven • a life membershipvoor het leven getekend • marked for lifeiemand het leven zuur maken • make someone's life a miseryzijn eigen leven leiden • lead one's own life〈 figuurlijk〉 zijn eigen leven gaan leiden • lead/assume a life of its own 〈bijvoorbeeld van verhaal/gerucht〉een gemakkelijk leven hebben • have an easy lifeeen nieuw leven beginnen • turn over a new leafzijn leven beteren • mend one's wayszij heeft geen leven bij die man • that man makes her life a miseryhoe staat het leven? • how's life?een losbandig leven leiden • lead a wild life6 mijn/hun leven lang • all my life/their livesbij/tijdens zijn leven • in/during his lifetime7 het maatschappelijk/het huiselijk leven • public/private lifein het volle leven staan • be in touch with things10 een onderneming nieuw leven inblazen • breathe/inject new life into a firmleven in de brouwerij brengen • stir/liven things up, get things goinger kwam leven in de brouwerij • things were beginning to liven upiets/iemand weer tot leven brengen • bring something/someone to life again¶ een bruin leven • a good/an easy lifehij heeft ook het eeuwige leven niet • he won't last for everde bescherming van het ongeboren leven • protection of the unborn child————————leven22 [met betrekking tot zaken/voorstellingen] live (on)3 [zich voeden] live on4 [zijn dagen doorbrengen] live5 [zich gedragen] live♦voorbeelden:mens, durf te leven • come on, live a littlehij heeft niet lang meer te leven • he has not long to liveeeuwig leven • live eternallyen zij leefden nog lang en gelukkig • and they lived happily ever afterlanger leven dan iemand • outlive someonehaar ouders leven niet meer • her parents are no longer aliveleef je nog? • are you still alive?in leven en sterven • till death do us part〈 figuurlijk〉 te weinig om te leven en te veel om te sterven • hardly sufficient to keep body and soul togetherhij weet van voren niet dat hij van achteren leeft • 〈 aartsdom〉 he is not all there; 〈 de kluts kwijt〉 he's completely at sixes and sevensbij veel mensen leeft het idee … • many people still have the idea …leeft die vaas nog? • is that vase still in one piece?de kermis leeft niet meer bij de mensen • fun fairs no longer appeal to peoplewat er leeft binnen de organisatie • what is going on inside the organizationmet deze man is/valt niet te leven • you can't live with that manin angst leven • live in fearmet iemand in vrede leven • live in peace with someonewe leven toch in een vrij land? • it's a free country, isn't it?naar iets toe leven • look forward to somethingstil gaan leven • retirezij leven langs elkaar heen • they have little to say to each othergoed kunnen leven • be comfortably offzij kan er goed van leven • she can live well from itzij moet ervan leven • she has to live on ithij heeft genoeg om van te leven • he has enough to get byvan dit vak kun je niet leven • you can't make a living out of this tradeleve de koningin! • long live the Queen!deze romanpersonages leven • these characters are true to lifeweten wat er leeft onder de bevolking • know what people are thinkingII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [een leven leiden] live♦voorbeelden:1 een eenzaam leven leven • lead a solitary/lonely life -
20 kracht
2 [vermogen om invloed uit te oefenen] power(s)3 [geestelijk/zedelijk vermogen] strength5 [macht om iets uit te werken] force♦voorbeelden:1 aan het eind van zijn krachten zijn • be totally exhausted, have no strength leftmet zijn laatste krachten • with a final effortmet vereende krachten • with combined effortsmet vernieuwde kracht • with renewed effortsal zijn krachten inspannen • exert all one's energies/strength, use all one's powerszijn krachten meten met iemand • pit one's strength against someonezijn krachten nemen met de dag af • he is fading by the dayzijn krachten sparen/verspillen • conserve/waste one's energyin kracht afnemen 〈 van wind〉 • abate, drop(weer) op krachten komen • regain one's strengthuit zijn krachten groeien • outgrow oneselfgeen kracht meer hebben (in zijn armen) • lose all the strength (in one's arms)2 de stille kracht • unseen/hidden powers(aan) argumenten/eisen kracht bijzetten (door …) • enforce arguments/claims (with/by …)zijn krachten wijden aan iets • devote one's efforts towards something4 drijvende kracht (achter) • moving force/spirit (behind)op eigen kracht • on one's own, by oneselfnieuwe krachten verzamelen • gain fresh strength(de) kracht geven om … • give the strength to …daarin ligt zijn kracht • that's his strengthzijn krachten verzamelen • gather (all) one's strength, summon up all one's strengthin de kracht van zijn leven • in one's primehet vergt veel van mijn krachten • it's a great drain on my energy5 de kracht van een betoog • the strength/cogency of an argumentde wet heeft geen terugwerkende kracht • the Act does not apply retroactivelyvan kracht zijn/worden • be/become valid/effectiveniet (meer) van kracht • invalid, ineffectual(weer) van kracht doen worden • bring (back) into effect/operation6 een ervaren kracht • an experienced worker/employee7 neer-/opwaartse kracht • downward/upward pressurevolle kracht vooruit • full steam/speed aheadop volle/halve kracht (werken) • operate at full/half speed/power
См. также в других словарях:
One with the Underdogs — Studio album by Terror Released July 27, 2004 … Wikipedia
One on One with Steve Adubato — is a talk show on CN8 hosted by four time Emmy Award winner[citation needed] Stephen N. Adubato, Jr.. The show is one half hour long and airs at 5:30 P.M. every weeknight on the Comcast Network. Various guests are interviewed on this show. The… … Wikipedia
The One with All the Thanksgivings — Infobox Television episode Title = The One with the All the Thanksgivings Series = Friends Season = 5 Episode = 8 Airdate = November 19, 1998 Writer = Gregory S. Malins Director = Kevin S. Bright Guests = Elliott Gould as Jack Geller Christina… … Wikipedia
The One with the Prom Video — Infobox Television episode Title = The One with the Prom Video Series = Friends Season = 2 Episode = 14 Airdate = February 1, 1996 Writer = Alexa Junge Director = James Burrows Guests = Elliott Gould as Jack Geller Christina Pickles as Judy… … Wikipedia
The One with the Lesbian Wedding — Infobox Television episode Title = The One with the Lesbian Wedding Series = Friends Season = 2 Episode = 11 Airdate = January 18, 1996 Writer = Doty Abrams Director = Thomas Schlamme Prev = The One with Russ Next = The One After the Superbowl,… … Wikipedia
The One with the Proposal — is an double length episode of the television situation comedy Friends . It first aired on May 18, 2000,Highlights from television’s most popular sitcom’s 10 memorable season, The Plain Dealer (Cleveland, OH), May 6, 2004, page F1.] as the finale … Wikipedia
The One with the Embryos — Infobox Television episode Title = The One with the Embryos Series = Friends Season = 4 Episode = 12 Airdate = January 15, 1998 Writer = Jill Condon Amy Toomin Director = Kevin S. Bright Guests = Giovanni Ribisi as Frank Jr. Debra Jo Rupp as… … Wikipedia
The One with the Rumor — Infobox Television episode Title = The One with the Rumor Series = Friends Season = 8 Episode = 9 Airdate = November 22, 2001 Writer = Shana Goldberg Meehan Director = Gary Halvorson Guests = Brad Pitt as Will Colbert (uncredited) Prev = The One… … Wikipedia
The Ugly One with the Jewels — Infobox Album | Name = The Ugly One with the Jewels and Other Stories Type = Studio album Artist = Laurie Anderson Released = March 1995 Recorded = Genre = Avant garde Experimental music Spoken word Length = Label = Warner Bros. Records 45847… … Wikipedia
The One with the Apothecary Table — Infobox Television episode Title = The One with the Apothecary Table Series = Friends Season = 6 Episode = 11 Airdate = January 6, 2000 Writer = Brian Boyle (teleplay) Zachary Rosenblatt (story) Director = Kevin S. Bright Guests = Elle Macpherson … Wikipedia
To bring up any one with a round turn — Bring Bring, v. t. [imp. & p. p. {Brought}; p. pr. & vb. n. {Bringing}.] [OE. bringen, AS. bringan; akin to OS. brengian, D. brengen, Fries. brenga, OHG. bringan, G. bringen, Goth. briggan.] 1. To convey to the place where the speaker is or is to … The Collaborative International Dictionary of English